Linnaeus Apotheek

Linnaeusstraat 81 1093 EK Amsterdam Tel:020-6651285 Fax:020-6683162

Medische Encyclopedie

Inhoud

sirolimus

Sirolimus is een afweeronderdrukker (immuno-suppressivum). Het remt ontstekingen en afweerreacties.

Artsen schrijven het voor na een niertransplantatie om afweerreacties te onderdrukken en bij overige longaandoeningen, zoals sporadische lymfangioleiomyomatose (S-LAM).

Wat doet sirolimus en waarbij gebruik ik het?

Voorkomen van afweerreacties

Sirolimus wordt gebruikt na niertransplantaties.

Na een orgaantransplantatie ziet het eigen afweersysteem  de orgaancellen van de donor als 'vreemd'. Het wil ze dan opruimen, net zoals het doet bij bacteriën, gisten en virussen. De getransplanteerde nier raakt hierdoor ontstoken en beschadigd. Dit heet afstoting. 

Behandeling
Direct na de transplantatie moet u meestal een groot aantal medicijnen gebruiken om het getransplanteerde orgaan in een goede conditie te houden.

Tegen de lichaamseigen afweer zijn dat afweeronderdrukkers. Sirolimus is zo’n afweeronderdrukker.

Vaak gebruikt u meerdere afweeronderdrukkers tegelijkertijd. Ze worden ook vaak gecombineerd met een corticosteroïd (bijnierschorshormoon), zoals prednisolon.
Na een orgaantransplantatie heeft u levenslang afweeronderdrukkers nodig.

Werking
Sirolimus onderdrukt de lichaamseigen afweer tegen het getransplanteerde orgaan. Het voorkomt zo dat uw lichaam het orgaan afstoot.

Lees meer over voorkomen van afweerreacties . “

Overige longaandoeningen

Sporadische lymfangioleiomyomatose (S-LAM)
Sporadische lymfangioleiomyomatose (S-LAM) is een zeldzame ziekte die vooral bij vrouwen voorkomt. S-LAM ontstaat doordat bepaalde spiercellen zich ongeremd ophopen, met name in de longen. Iemand met S-LAM krijgt vaak last van longklachten, zoals kortademigheid, borstpijn en vochtophoping in de longen.

S-LAM kan worden behandeld met sirolimus. Dit medicijn remt de groei van de S-LAM-cellen. Hierdoor hopen de S-LAM-cellen zich minder op en nemen de longklachten af.

Lees meer over overige longaandoeningen . “

Wat zijn mogelijke bijwerkingen?

Behalve het gewenste effect kan dit medicijn bijwerkingen geven. Veel bijwerkingen zijn in eerste instantie alleen in het bloed te meten. Pas later krijgt u er ook klachten van. Om deze klachten te voorkomen zal uw arts uw bloed regelmatig controleren op aanwijzingen voor bijwerkingen.

U moet afweeronderdrukkers, zoals sirolimus, meestal levenslang gebruiken. Als u bijwerkingen ervaart is dat soms moeilijk vol te houden. Overleg daarom altijd met uw arts als u veel last van de bijwerkingen heeft of als u zich zorgen maakt.

De belangrijkste bijwerkingen zijn de volgende:

Soms (bij 10 tot 30 op de 100 mensen)

  • Maagdarmklachten, zoals misselijkheid, braken, buikpijn, verstopping of diarree.

    Als u veel last heeft van misselijkheid, kunt u het medicijn bij een maaltijd innemen.
    In zeldzame gevallen ontstaat ernstige diarree. Waarschuw dan uw arts.

  • Meer kans op infecties, zoals verkoudheid, bronchitis, longontsteking, blaasontsteking, darminfecties, schimmelinfecties of huidinfecties.
    Krijgt u koorts (meer dan 38°C) of verschijnselen van een infectie? Waarschuw dan altijd uw arts.

    Dit komt omdat de lichaamseigen afweer tegen virussen, schimmels en bacteriën is verminderd.

  • Pijn, zoals hoofdpijn en gewrichtspijn.

    Waarschuw bij ernstige hoofdpijn uw arts.

  • Slechte genezing van de operatiewond of andere wonden.

  • Acne of huiduitslag.

  • Bloedarmoede of bloedingen, door te weinig rode bloedcellen of bloedplaatjes. U merkt deze bijwerking aan extreme vermoeidheid, snel blauwe plekken of bloedneuzen.

    Raadpleeg in deze gevallen direct een arts. Uw arts zal uw bloed hier regelmatig op controleren.

  • Hoge bloeddruk, te veel cholesterol en vetten in het bloed en veranderingen in de hoeveelheid mineralen in uw bloed. Waarschuw uw arts als u pijn op de borst krijgt of dikke enkels of onderbenen krijgt.

    Hierdoor heeft u meer kans op hart- of vaatziekten. Uw arts zal uw bloeddruk en bloed regelmatig controleren om tijdig in te kunnen grijpen.

  • Verminderde leverwerking. Waarschuw een arts bij een gevoelige, opgezwollen buik, donkere urine of een gele verkleuring van het oogwit of van de huid.

    Na verlaging van de dosering of na stoppen verdwijnt deze bijwerking weer.

  • Verminderde nierwerking. Raadpleeg uw arts als u binnen enkele dagen in gewicht toeneemt of als u dikke enkels of onderbenen krijgt.

    Uw arts zal regelmatig in uw bloed controleren of de nieren nog goed werken. Bescherm uw nier door voldoende te drinken. Vraag bij uw arts na hoeveel u per dag moet of mag drinken.

  • Verschijnselen van diabetes (suikerziekte). U merkt dit aan veel dorst, veel moeten plassen en moeheid. Raadpleeg bij deze verschijnselen uw arts.
    Heeft u diabetes en gebruikt u dit medicijn? Mogelijk heeft u tijdens de behandeling meer insuline of glucoseverlagers nodig.

    Meet extra vaak uw bloedglucose.

  • Vasthouden van vocht (oedeem). Dit merkt u vooral aan opgezwollen enkels en voeten en een toename van uw lichaamsgewicht. Raadpleeg uw arts als u vocht vasthoudt of bij benauwdheid en hoesten.

  • Onregelmatige menstruatie.

  • Hartkloppingen

Zelden (bij 1 tot 10 op de 100 mensen)

  • Pijnlijke ontstekingen in de mond.

  • Beschadiging van botten. Dit merkt u aan ernstige pijn in de botten, in de kaak of gewrichten.

    Raadpleeg bij een dergelijke pijn uw arts.

  • Ontsteking van de alvleesklier. Waarschuw een arts bij plotselinge hevige pijn in uw bovenbuik.

  • Longproblemen. Neem contact op met uw arts bij hoesten en bemoeilijkte ademhaling.

  • Eierstokcysten. Meestal merkt u hier niets van, maar soms veroorzaken ze vage buikpijn, of problemen met de menstruatie.

  • Trombose, waarbij een bloedstolseltje een bloedvat kan afsluiten. U kunt trombose herkennen aan een dikke, harde, rode en pijnlijke plek op het been, soms aan pijn in de kuit en een zwaar gevoel in het been, zelden aan plotseling optredende kortademigheid, soms met pijn of het ophoesten van bloed.

    Waarschuw in deze gevallen onmiddellijk een arts, of ga meteen naar de Eerste-hulpdienst. Trombose gebeurt meestal in een been, soms komt het bloedstolsel in de longen terecht.

  • Overgevoeligheid voor dit medicijn. Dit merkt u onder andere aan jeuk, galbulten, rode huid, huiduitslag, griepachtige verschijnselen, koorts, spierpijn, duizeligheid of flauwvallen.

    Waarschuw dan een arts.
    In zeldzame gevallen ontstaat 'angio-oedeem': een zwelling van het gezicht, lippen, mond, tong of keel. U kunt hierbij erg benauwd worden. Verder kunt u een ernstige huidaandoening krijgen met blaren op de huid. In beide gevallen moet u onmiddellijk een arts opzoeken of naar de Eerste-hulpdienst gaan.
    Blijkt u overgevoelig, dan mag u dit medicijn in de toekomst niet meer gebruiken. Geef daarom aan de apotheker door dat u overgevoelig bent voor sirolimus. Het apotheekteam kan er dan op letten dat u het niet opnieuw krijgt.

  • Meer kans op huidkanker en, zeer zelden, op lymfeklierkanker. Huidkanker ontstaat sneller door de invloed van UV-licht.

    Ga niet overmatig zonnebaden of onder UV-licht van zonnebank of solarium. Gebruik bij blootstelling aan fel zonlicht altijd een zonnebrandmiddel met een hoge beschermingsfactor.

Zeer zelden (bij minder dan 1 op de 100 mensen)

  • Ernstige aandoening van de hersenen (deze aandoening heet PRES). Waarschuw uw arts bij sufheid, verwardheid, hoofdpijn, slechter zien en epileptische aanvallen.

Uitleg frequenties

Regelmatig : bij meer dan 30 op de 100 mensen
Soms : bij 10 tot 30 op de 100 mensen
Zelden : bij 1 tot 10 op de 100 mensen
Zeer zelden : bij minder dan 1 op de 100 mensen

Mag ik sirolimus gebruiken met andere medicijnen?

Dit medicijn heeft wisselwerkingen met andere medicijnen. In de tekst hieronder staan alleen de werkzame stoffen van deze medicijnen, dus niet de merknamen. Of uw medicijn een van die werkzame stoffen bevat, kunt u nagaan in uw bijsluiter onder het kopje 'samenstelling'.

Overleg met uw arts als u een van de volgende medicijnen heeft voorgeschreven gekregen.

Sommige van deze medicijnen mag u helemaal niet gebruiken. In andere gevallen moet uw arts u op de combinatie met sirolimus instellen. Daarna mag u alleen stoppen met deze medicijnen of met sirolimus in overleg met uw arts. Anders heeft u kans op ernstige bijwerkingen van sirolimus of het andere medicijn.
Meestal moet de arts die het andere medicijn voorschrijft, eerst overleggen met de arts die sirolimus heeft voorgeschreven.

De medicijnen waarmee de belangrijkste wisselwerkingen optreden, zijn de volgende.

  • Ciclosporine, een andere afweerremmer. Ciclosporine kan de werking en de bijwerkingen van sirolimus versterken. Neem sirolimus daarom altijd 4 uur NA ciclosporine in. Vraag uw apotheek eventueel om een innameschema.
    Ook vergroot langdurig gebruik van ciclosporine de kans op bijwerkingen op de nier. De arts zal de combinatie met ciclosporine daarom meestal niet langer dan 3 maanden voorschrijven.
  • De antibiotica claritromycine en erytromycine. De wisselwerking is niet van belang voor de medicijnen die u op de huid aanbrengt.
  • De antischimmel-medicijnen fluconazol, itraconazol, posaconazol, voriconazol en isavuconazol.
  • Het medicijn tegen syndroom van Cushing ketoconazol. De wisselwerking is niet van belang voor ketoconazol crème bij schimmelinfecties.
  • De hartmiddelen diltiazem en verapamil.
  • De medicijnen tegen epilepsie carbamazepine, fenobarbital, primidon en fenytoïne. Deze medicijnen worden ook vaak voor andere aandoeningen gebruikt, zoals zenuwpijn en manische depressiviteit.
  • Sint-janskruid (hypericum), een kruidenmiddel tegen depressieve klachten. Overleg met uw arts.
  • De tuberculose-medicijnen rifampicine en rifabutine.
  • Vaccins. Overleg met uw arts als u gevaccineerd gaat worden. Bepaalde vaccins mag u niet gebruiken. Sirolimus vermindert de werkzaamheid van deze vaccins en verhoogt de kans op bijwerkingen ervan. Dit betreft onder andere bof-mazelen-rodehondvaccin (BMR), gelekoortsvaccin, rotavirusvaccin en BCG-vaccin.
    Bij andere vaccins moet u soms een extra vaccinatie krijgen of moet uw bloed onderzocht om te kijken of het vaccin goed heeft gewerkt. Dit betreft onder andere influenzavaccin, tetanusvaccin en vaccin tegen baarmoederhalskanker.
  • Sommige medicijnen tegen hiv, hepatitis C of herpesinfecties. Vraag aan uw apotheker om welke medicijnen dit gaat.
  • Sommige medicijnen tegen kanker. Vraag aan uw apotheker om welke medicijnen dit gaat. De werking of bijwerkingen van deze medicijnen kunnen veranderen. Overleg hierover met uw arts.

Twijfelt u eraan of een van de bovenstaande wisselwerkingen voor u van belang is? Neem dan contact op met uw apotheker of arts.

Kan ik met dit medicijn autorijden, alcohol drinken en alles eten of drinken?

autorijden?
Bij dit medicijn zijn hiervoor geen beperkingen.

alcohol drinken?
Te veel alcohol is niet goed voor de lever. Sirolimus kan leverafwijkingen geven. Drink geen alcohol of hooguit 1 glas per dag en drink in ieder geval 2 dagen per week niet. Overleg hierover met uw arts.

alles eten?
Drink geen grapefruitsap en eet geen grapefruits. Grapefruit versterkt het effect van sirolimus, waardoor bijwerkingen kunnen ontstaan. Mocht u stoppen met sirolimus, dan kunt u vanaf een dag daarna weer grapefruitsap drinken of grapefruits eten.

Mag ik dit medicijn gebruiken als ik zwanger ben, wil worden of borstvoeding geef?

Zwangerschap
Overleg met uw arts. Weeg met uw arts de noodzaak van dit medicijn af tegen het risico van dit medicijn voor uw kind. Het is niet bekend of dit medicijn schadelijk is voor de baby. Wilt u zwanger worden en heeft u sirolimus gebruikt? Zorg dat u niet zwanger wordt tot en met 3 maanden na stoppen.

Borstvoeding
U kunt dit medicijn beter NIET gebruiken als u borstvoeding geeft. Het is niet bekend of dit medicijn in de moedermelk terechtkomt. Als het in de moedermelk komt, kan het schadelijk zijn voor de baby. Wilt u borstvoeding geven, overleg dan met uw arts.

Hoe gebruik ik dit medicijn?

Kijk voor de juiste dosering altijd op het etiket van de apotheek.

Hoe?

  • Tabletten: innemen met een half glas water.
  • Drank: verdun de drank voor u hem inneemt. Vul hiervoor het spuitje volgens de gebruiksaanwijzing met de juiste hoeveelheid drank. Spuit de drank in een glas of plastic beker met voor ten minste een derde (minste 60 ml) water of sinaasappelsap. Roer dit gedurende één minuut goed door en drink het vervolgens meteen op.
    Doe opnieuw water of sinaasappelsap in het glas. Nu voor minstens twee derde (120 ml). Roer dit goed door en drink het meteen op.

Wanneer?

  • Kies een vast tijdstip, dan vergeet u minder snel een dosis.
  • Neem dit medicijn elke dag rond dezelfde tijd in. Het is belangrijk om dit òf altijd op een volle maag òf altijd op een lege maag te doen. Dan schommelt de hoeveelheid sirolimus in het bloed het minst.
  • Bent u misselijk door dit medicijn? Neem het dan altijd bij een maaltijd in.

Hoelang?

Transplantatie

  • De behandeling start kort voor de operatie.
  • Na een paar weken zal uw arts de dosering in kleine stapjes verlagen om tot een dosering te komen die nog goed werkt en het minste bijwerkingen heeft.
  • Direct na de operatie gebruikt u altijd meerdere afweeronderdrukkers. Na een halfjaar tot een jaar is het vaak mogelijk met een of meer te stoppen.
  • Wel moet u levenslang minstens één afweeronderdrukker blijven gebruiken.
  • Als u de afweeronderdrukker niet meer verdraagt, of als het niet meer goed werkt, stapt u over op een andere afweeronderdrukker.

Overige longaandoening, S-LAM
Het is afhankelijk van het effect van dit medicijn hoe lang u het kunt gebruiken.

Terug naar overzicht